Hoe tante Truitje 'haar' kinderen redde
location: Kindjeshaven
Een vooruitziende blik
Een vooruitziende blik
Truitje werd in 1915 geboren in Utrecht in de familie Van Lier, een bekende Joodse familie in Utrecht. Truitje was zelf half-Joods. Ze studeerde vanaf 1935 Rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht en was lid van de U.V.S.V., waar ze ook praeses werd. Truitje kreeg tijdens haar studiejaren het politieke nieuws uit het buitenland mee, want haar vader nam Duitse en Joodse vluchtelingen in huis. Zo wist Trui al vroeg van Hitlers politieke opmars in Duitsland. Ze had een vooruitziende blik. Ze begon alvast met ervaring opdoen in de kinderzorg en gebruikte de erfenis van haar moeder om een crèche op te zetten, Kindjeshaven. Samen met haar vriendin Jet Berdenis van Berlekom, die wel de nodige diploma's had voor kinderzorg, kon ze haar crèche runnen. Truitje pakte het verstandig aan en nam eerst vooral niet-Joodse kinderen op in de crèche, om geen argwaan te wekken. Later kwamen er steeds meer Joodse kinderen bij, die daardoor minder opvielen.
Slim, slimmer, slimst
Slim, slimmer, slimst
Truitje had aan alles gedacht. Haar boekhouding en administratie had ze handig vervalst. Kinderen kregen thuisadressen in grote steden en op algemene adressen, zoals 'Stationsplein 1, Enschede'. Ook haar inkomsten vervalste ze, want de Joodse ouders konden natuurlijk niet voor de opvang van hun kroost betalen. Truitje en Jet ontvingen giften in de vorm van geld of spullen. Als er kinderen ziek werden, kende Trui een betrouwbare huisarts en ook in het ziekenhuis kon ze zonder angst terecht bij betrouwbare artsen.
Truitjes grootste troef was dat ze Duitse bastaardkinderen opving. Duitse soldaten konden uiteraard niet zelf voor de baby's zorgen die ze bij Nederlandse vrouwen verwekten, en de Nederlandse vrouwen vreesden de sociale gevolgen van het alleenstaand opvoeden van een half-Duits buitenechtelijk kind. De verantwoordelijkheid voor deze bastaardkinderen lag daardoor uiteindelijk bij de Ortskommandant in kwestie, voor wie het hele gebeuren vooral een last was. Deze kinderen belandden daarom bij Kindjeshaven. Dit bood Truitje veiligheid. Wanneer iemand het voorbestaan van Kindjeshaven bedreigde of te veel moeilijke vragen stelde, dreigde Truitje de crèche op te doeken en daarmee de half-Duitse kinderen op straat te zetten. De Ortskommandant, die hier beslist niet op zat te wachten, zorgde er daarom voor dat Kindjeshaven met rust gelaten werd.
Voor elk kind een plek
Voor elk kind een plek
De zorg voor de kinderen was het allerbelangrijkst. Met vooral veel liefde en aandacht probeerden Trui en Jet de vroege jeugd van 'hun' kinderen gelukkig te maken, zelfs in oorlogstijd. Voor de kinderen was Trui dan ook 'tante Truitje'. Zij en Jet werkten letterlijk dag en nacht, maar nooit weigerde tante Truitje een kind, dat kon ze niet. Elk kind verdiende een veilige plek. Als ze echt geen plaats had, of als het kind te oud was, zocht ze zelf een nieuwe onderduikplaats. Trui werkte regelmatig samen met het Utrechts Kindercomité, die soms ook kinderen bij haar bracht.
In 1944 moest Trui onderduiken. Zij heette voluit Geertruida Elisabeth van Lier, net als haar nicht Truus, die Geertruida van Lier heette. Het werd Trui al in 1943 aangeraden om onder te duiken, omdat Truus toen de hoofdcommissaris van de Utrechtse politie doodschoot en werd gearresteerd. Trui weigerde om 'haar' kinderen achter te laten. In 1944 werd het zo gevaarlijk dat Trui toch onderdook. Jet runde vanaf dat moment Kindjeshaven alleen tot het einde van de oorlog. Jet en Trui overleefden allebei de oorlog. Samen redden ze wel 150 kinderen. In 1994 ontving Trui van Lier de Yad Vashem-onderscheiding voor haar verzetswerk. In 2002 overleed ze, op 88-jarige leeftijd.